• Home
  • Contact
  • Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Home
  • Contact

FMLA

Financial Markets Lawyers

Financial Markets Lawyers

Eerste Kamer akkoord met verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd

18 juli 2012

De Eerste Kamer is op 10 juli 2012 akkoord gegaan met het wetsvoorstel Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd van minister Kamp. De wet is op 18 juli 2012 gepubliceerd.

Met de parlementaire goedkeuring van dit wetsvoorstel (Kamerstukken 33.290) wordt de AOW-leeftijd vanaf 1 januari 2013 stapsgewijs verhoogd, totdat die in 2019 66 jaar is en vervolgens in 2023 67 jaar. De AOW-leeftijd gaat in de loop van de jaren telkens op 1 januari omhoog, met steeds grotere stappen. Vanaf 2024 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. De fiscale regels voor het aanvullend pensioen worden als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd ook gewijzigd. Opgebouwde pensioenrechten blijven intact. Vanaf 2014 gaat het nieuwe regime in waarbij de pensioenrichtleeftijd wordt verhoogd. Deze pensioenrichtleeftijd staat nu op 65 jaar en wordt in 2014 verhoogd naar 67 jaar. Vervolgens wordt deze pensioenrichtleeftijd gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting. Ook worden de maximum opbouwpercentages voor middelloon-en eindloonregelingen aangepast. Vanaf 2014 worden de maximale opbouwpercentages voor ouderdomspensioen verlaagd van 2% naar 1,9% voor eindloonregelingen en van 2,25% naar 2,15% voor middelloonregelingen. Ook de beschikbare premiestaffels zullen worden aangepast.

De snellere verhoging van de AOW-leeftijd is het gevolg van afspraken die het kabinet met de Tweede Kamerfracties van VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie heeft gemaakt in het Begrotingsakkoord 2013 . De verhoging van de AOW-leeftijd wordt geleidelijk ingevoerd om mensen die dicht tegen hun pensioen aan zitten tegemoet te komen. Daarnaast komen er overgangsmaatregelen voor mensen die weinig mogelijkheden hebben om het verlies aan inkomen te compenseren. Het voorliggende wetsvoorstel maakt het wetsvoorstel Wet verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW (33.046) overbodig. De regering heeft dat voorstel op 11 juli 2012 ingetrokken.

De voorliggende wet is op 18 juli 2012 gepubliceerd. Een aantal artikelen treedt in werking met ingang van 1 januari 2013 en 2014. Hierop volgend zullen jaarlijks (tot en met 2024) enkele bepalingen in werking treden.

Bron: Publicatie Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd

Geplaatst in: Nieuws Pension Sector

Kamerbrief inzake Witboek Pensioenen

9 juli 2012

Minister Kamp heeft vanwege een eerdere technische briefing over het Europese Witboek Pensioenen een cijfermatige onderbouwing naar de Eerste Kamer gezonden.

Tijdens deze technische briefing is onder andere gesproken over de herziening van de Europese Pensioenfondsenrichtlijn (IORP-Richtlijn). In overeenstemming met de Kabinetsreactie op het Groenboek Pensioenen, is volgens de minister het volgende aangegeven.

Wanneer elementen uit de Europese Solvency II Richtlijn voor verzekeraars, zoals de zekerheidseis van 99,5%, worden overgenomen voor pensioenfondsen, kan dit leiden tot een toename in de buffervereisten (het vereist eigen vermogen) voor Nederlandse pensioenfondsen met circa 11% van de verplichtingen. Bij deze berekening is alleen uitgegaan van de toename van de zekerheidseis van de huidige Nederlandse 97,5% naar 99,5%. Andere elementen uit de Solvency II Richtlijn zijn niet meegenomen. Deze zullen ook van invloed zijn op de door pensioenfondsen aan te houden buffers. Zo is de toename van de buffervereisten met circa 11% van de verplichtingen berekend op basis van de nominale verplichtingen van Nederlandse pensioenfondsen. Als over de voorwaardelijke indexatie ook een buffer moet worden aangehouden, zal de toename nog hoger uitvallen.

Wanneer de buffers van Nederlandse pensioenfondsen vanwege EU-regelgeving moeten toenemen met circa 11% van hun verplichtingen, dan zijn er twee manieren waarop deze toename kan worden betaald.

  • De buffers moeten op het vereiste hogere niveau worden gebracht. Daarnaast zal de kostendekkende premie voor de nieuw op te bouwen rechten circa 11% hoger moeten worden.
  • De indexatie dient zo lang mogelijk te worden uitgesteld totdat aan de nieuwe buffervereisten is voldaan. Gelet op de bedragen waarbij het hierom gaat, zal de indexatie vele jaren moeten worden gepasseerd.

De Europese toezichthouder op het terrein van verzekeringen en pensioenen (EIOPA) is momenteel bezig met het opzetten van een Quantitative Impact Study (QIS). De uitkomsten van deze QIS zullen volgens de minister een beter inzicht geven in de kwantitatieve effecten die een herziening van de IORP-Richtlijn voor Nederlandse pensioenfondsen kan hebben.

Bron: Kamerbrief inzake Witboek Pensioenen

Geplaatst in: Nieuws Pension Sector

Kamerbrief indexatiemogelijkheden in het reële pensioencontract

9 juli 2012

Minister Kamp heeft gereageerd op een Kamervraag of in het reële pensioencontract indexatie op basis van 2/3e loonstijging is toegestaan. De reactie van de minister luidt als volgt.

Uitgangspunt voor het reële pensioencontract is dat ten minste indexatie op basis van volledige prijsinflatie moeten worden toegezegd, omdat deelnemers in het reële contract zullen verwachten dat hun pensioenfonds in ieder geval naar koopkrachtbehoud streeft. Het staat niet vast dat een indexatietoezegging op basis van 2/3e loonstijging structureel aan dat criterium voldoet, omdat het verschil tussen de ontwikkeling van lonen en prijzen niet constant in de tijd is. Een indexatietoezegging op basis van 2/3e loonstijging kan dus lager zijn dan een indexatietoezegging op basis van volledige prijsinflatie.

Een belangrijk onderdeel van het nieuwe wettelijke kader is verder dat de communicatie moet worden verhelderd. Om die reden ligt het voor de hand dat een indexatietoezegging wordt gekoppeld aan een eenduidige en volledige maatstaf, zodat deelnemers weten waar zij aan toe zijn. Voor het reële contract betekent dit dat een indexatietoezegging op basis van ten minste volledige prijsinflatie, met als alternatief indexatie op basis van een volledige loonstijging, moet worden toegezegd. Dit laat onverlet dat de indexatie die feitelijk wordt toegekend af zal kunnen wijken van de indexatietoezegging. De feitelijke indexatie wordt in het reële contract bepaald door de uitkomsten van de toepassing van de het aanpassingsmechanisme voor financiële schokken en het levensverwachtingsaanpassingsmechanisme.

De indexatietoezegging vertaalt zich in het reële pensioencontract als een afslag op de discontovoet. Volgens de minister zal deze afslag in de reële discontovoet ten minste gebaseerd moeten worden op de verwachte prijsinflatie. Deze vaste afslagen zullen periodiek worden vastgesteld als onderdeel van de procedure ter vaststelling van de parameters financieel toetsingskader ("FTK"), waarbij zoveel mogelijk van data uit de markt gebruik zal worden gemaakt.

Bron: Kamerbrief inzake indexatiemogelijkheden reële pensioencontract

Geplaatst in: Nieuws Pension Sector

Kamerbrief – antwoord op Kamervragen over toezicht op pensioenen

5 juli 2012

Minister Kamp heeft geantwoord op Kamervragen van het lid Omzigt over "het toezicht op pensioenen". De reactie van de minister luidt als volgt.

De minister antwoordt dat een werknemer recht heeft op een pensioenuitkering van de pensioenuitvoerder, ook al heeft de werkgever verzuimd om de werknemer aan te melden bij de pensioenuitvoerder. De pensioenuitvoerder kan de werkgever aansprakelijk stellen voor de geleden schade. Een uitzondering hierop is de situatie dat de werknemer toerekenbaar heeft bijgedragen aan het feit dat de pensioenuitvoerder niet geïnformeerd is (bijvoorbeeld fraude, misleiding).

Ter bescherming van de niet aangemelde pensioenaanspraakgerechtigde stelt artikel 5 Pensioenwet ("PW") een aantal bepalingen van titel 17 van Boek 7 Burgerlijk Wetboek (Verzekering) buiten toepassing. Het gaat dan met name om bepalingen die de pensioenuitvoerder zouden beschermen indien die bepalingen niet buiten toepassing zouden zijn verklaard. Artikel 5 PW beoogt te voorkomen dat een pensioenuitvoerder zich tegen een claim van een werknemer verweert (of kan verweren) met de stelling dat de werkgever (verzekeringnemer) zijn mededelingsplicht niet heeft nagekomen. In overeenstemming met hetgeen de Nederlandsche Bank ("DNB") hierover heeft gezegd, zullen pensioenuitvoerders volgens de minister zelf moeten onderzoeken of een werknemer is aangemeld en hoe groot het prudentiële risico is dat met artikel 5 PW samenhangt en welke beheersmaatregelen daarvoor getroffen moeten worden, zoals het eisen van een accountantscontrole of het aanleggen van een buffer.\

Bron: Kamerbrief – antwoord op Kamervragen over toezicht op pensioenen

Geplaatst in: Nieuws Pension Sector

Uitkomsten themaonderzoek innovatieve beleggingen

4 juli 2012

De Nederlandsche Bank heeft onderzoek gedaan naar innovatieve beleggingen in de portefeuilles van een aantal pensioenfondsen. De uitkomsten van dit onderzoek zijn als volgt.

Het onderzoek van De Nederlandsche Bank (“DNB”) geeft aan dat de pensioensector de afgelopen jaren verbeteringen heeft doorgevoerd rondom het beleggingsbeleid. Tegelijkertijd constateert DNB dat het niveau van de beheersomgeving bij pensioenfondsen nog niet altijd aansluit bij de complexiteit van de beleggingen. DNB heeft alle pensioenfondsen op 22 juni jl. een brief gestuurd met de generieke uitkomsten van het onderzoek en een aantal aandachtspunten.

  • Bij veel pensioenfondsen ontbreekt een voldoende uitgewerkte strategie met bijbehorende richtlijnen ten aanzien van innovatieve beleggingen. De toegevoegde waarde van innovatieve beleggingen wordt bovendien niet altijd voldoende onderbouwd en gemotiveerd.
  • Daarnaast ontbreekt bij sommige pensioenfondsen nog een adequate en vooraf vastgelegde selectieprocedure met betrekking tot innovatieve beleggingen en externe uitvoerders. Ook wordt het functioneren van betrokken partijen niet altijd periodiek geëvalueerd.
  • De rapportages die pensioenfondsen ontvangen van externe uitvoerders geven vaak onvoldoende inzicht in de performance ontwikkeling en de blootstelling aan risicofactoren.
  • Bij een substantieel aantal pensioenfondsen ontbreekt een heldere rolverdeling en vastlegging van taken en verantwoordelijkheden voor de verschillende gremia in het beleggingsproces, zoals het bestuur, de beleggingsadviescommissie en de externe adviseurs en uitvoerders. Ook is het risicobeheer niet altijd onafhankelijk en adequaat vorm gegeven.

DNB hecht er waarde aan dat pensioenfondsen actie ondernemen op deze aandachtspunten. DNB wil hiermee bereiken dat het beleid en de beheersomgeving van innovatieve beleggingen in de pensioensector verbetert.

Bron : 20120704 DNB nieuwsbericht

Geplaatst in: Nieuws Pension Sector

Kamerbrief over benchmarks van pensioenfondsen

3 juli 2012

Minister Kamp heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over het inzicht van DNB in benchmarks van pensioenfondsen. Dit n.a.v. vragen van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Minister Kamp heeft de Tweede Kamer laten weten dat de Nederlandsche Bank (“DNB”) naar eigen zeggen voldoende inzicht heeft in de benchmarks van pensioenfondsen. De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid had hierover kanttekeningen geplaatst naar aanleiding van een DNB-rapport.

Met ingang van 2012 zijn de rapportages over beleggingsrendementen aangepast. De pensioenfondsen rapporteren vanaf dit jaar aan DNB per kwartaal het totaal rendement van het fonds, de rendementen van zeven verschillende beleggingscategorieën en het benchmarkrendement per categorie. De rendementen van de pensioenfondsen zijn hierdoor beter te vergelijken, zowel onderling als ten opzichte van hun benchmark. Mocht er nu of in de toekomst behoefte zijn aan aanvullende informatie over de benchmarkrendementen, dan ziet DNB binnen de huidige wetgeving voldoende ruimte deze informatie bij de pensioenfondsen op te vragen.

De benchmarkrendementen zijn volgens de minister overigens slechts een onderdeel van het reguliere toezicht op het beleggingsbeleid. DNB kan aanvullende informatie ontlenen aan de actuariële en bedrijfstechnische nota’s, waarin de pensioenfondsen hun beleggingsbeginselen hebben vastgesteld. Als het feitelijke rendement vaker dan incidenteel afwijkt ten opzichte van andere fondsen, dan wel ten opzichte van de zelf gekozen benchmark, dan vraagt DNB het fonds om een toelichting, zo nodig ook over de gehanteerde benchmarks. De toelichting kan aanleiding zijn voor een diepgravend beleggingsonderzoek bij het fonds.

bron: 20120703 Kamerbrief over benchmarks pensioenfondsen

Geplaatst in: Nieuws Pension Sector

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 5
  • Pagina 6
  • Pagina 7
  • Pagina 8
  • Pagina 9
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 16
  • Ga naar Volgende pagina »

Disclaimer |Terms of Business |Privacy statement |Credits